Oliebedrijven werken intens samen om de afbouw van olie en gas tegen te werken, schrijft onderzoeker Dario Kenner van de Universiteit van Sussex na de Klimaattop in Glasgow. “Nu is het moment om hen te confronteren en hun invloed af te bouwen.”
In het klimaatpact van Glasgow werd steenkool met de vinger gewezen. Dat was de eerste keer ooit in een VN-klimaatakkoord, en de symboliek daarvan is aanzienlijk. Grote steenkoolproducenten als China en India hebben zich sterk verzet tegen dat belerend vingertje. Maar ook zij bezweken uiteindelijk onder de druk, zowel van binnenuit als van – gezien de grote massa klimaatbetogers – buitenaf.
Als gastland was het Verenigd Koninkrijk erop gebrand om steenkool in het akkoord te krijgen. Vermoedelijk was dat om lastige vragen over olie en gas te ontwijken. Zo is het VK “wettelijk vastbesloten” om de Noordzee te ontginnen, tot “de allerlaatste ‘economische’ druppel” .
En niet enkel Groot-Brittannië vermeed de netelige kwestie. Geen enkel land van de G20 is vorige week toegetreden tot de Beyond Oil And Gas Alliance. Met uitzondering van Frankrijk, maar dat land produceert zelf erg weinig olie en gas en zal beide blijven importeren.
Genegeerd door de G20
Daarom moeten we ons de vraag stellen: waarom worden olie en gas nu al 26 klimaattoppen lang genegeerd? Samen zijn ze nochtans verantwoordelijk voor meer CO2-emissies dan steenkool.
Om die vraag te beantwoorden, kijk ik verder dan wat er op zaterdagavond gebeurd is Glasgow. Ik wil onderzoeken wat er aan de hand is in de hoofdsteden van de G20.
G20-landen zijn steeds grotere aanhangers van groene energie. Desondanks hebben lobby’s overheden met succes overtuigd om miljarden te investeren in fossiele brandstoffen.
Zo zijn er vorig jaar subsidies ter waarde van 5,9 miljard dollar goedgekeurd om de sector boven water te houden.
Sinds het begin van de covid-19-pandemie kwam daar nog 300 miljard dollar bij om de ontginning uit te breiden. Daarnaast steunen overheden CO2-opslag en het gebruik van petrochemicaliën en waterstof, waardoor we nog decennialang gebruik kunnen maken van olie, gas en steenkool.
Concurreren? Niet als het om invloed gaat
In mijn eigen onderzoek bestudeer ik voornamelijk de politieke macht van olie- en gasreuzen zoals BP, Shell, ExxonMobil en Chevron . Uit mijn studies blijkt hoezeer zij overheden in hun greep hebben. Achter de schermen lobbyen ze om klimaatacties uit te stellen, om die opnieuw uit te stellen, en die dan nogmaals – wat dacht je? – uit te stellen.
De bedrijven die ik bestudeer zijn concurrenten van elkaar. Maar als het om hun eigenbelang gaat, slaan ze de handen in elkaar, bijvoorbeeld als grote infrastructuur nodig is. Gazprom en Shell werken samen aan de omstreden gaspijplijn Nord Stream 2. In Saudi-Arabië werken Saudi Aramco en Sinopec gezamenlijk aan de raffinaderij van Yasref.
Wat meer is: ze lobbyen samen in mondiale, regionale en nationale handelsverenigingen. Het verschil tussen publieke en private olie- en gasbedrijven wordt vaak benadrukt. Toch zijn beide lid van dezelfde handelsfederaties. Op de afgelopen klimaattop werden Saudi Aramco en Gazprom net als Shell, BP en Chevron vertegenwoordigd door de International Emissions Trading Association (IETA) en de International Association of Oil and Gas Producers (IOGP). Zo konden ze samen hun stempel op de klimaattop drukken.
Op nationaal vlak heb je private bedrijven zoals het Chinese CNOOC. Dat bedrijf volgde ExxonMobil in handelsverenigingen in Canada, Mexico en Brazilië. Nog een frappant voorbeeld: Shell maakt deel uit van zowel de Indiase als de Chinese koepelorganisaties, de Federation of Indian Petroleum Industry en de China Petroleum and Chemical Industry Federation.
Fossiele brandstoffen blijven nog even
De doelstelling van al deze bedrijven is dezelfde: zij willen niet dat nationale overheden de productie en consumptie van fossiele brandstoffen afbouwen. En ze lijken in hun opzet te slagen. Ze kunnen zich verschuilen achter de grotendeels nietszeggende beloftes die G20-landen maken om geen CO2 meer uit te stoten.
Verschillende G20-landen, waaronder de Verenigde Staten en Saudi-Arabië, hebben begin dit jaar een forum opgezet, het Net Zero Producers Forum. Als het zich daarmee werkelijk zou inzetten voor het klimaat, waarom horen we nu niks meer van dat forum? Waarom zijn we het nergens tegengekomen tijdens de COP26?
Diezelfde landen hebben in 2018 sterk gelobbyd tegen de erkenning van het vorige rapport van het VN-klimaatpanel. Recente lekken tonen bovendien aan dat ook Japan en Australië elk discours omtrent de afbouw van fossiele brandstoffen schuwen.
De manier waarop de uitfasering van steenkool en fossiele brandstoffen verwoord werd in Glasgow is slechts het laatste onbegrijpelijke voorbeeld.
Misschien hadden we dit kunnen verwachten. In totaal waren er vijfhonderd lobbyisten voor fossiele brandstoffen aanwezig tijdens de onderhandelingen op de COP26. Velen van hen maakten deel uit van nationale delegaties, waaronder het Verenigd Koninkrijk, Canada, Rusland en Brazilië.
Olie en gas zijn dus overwinnaars in de COP26. Om ze tijdens COP27 klein te krijgen, moeten we de relaties tussen de industrie en de G20-overheden grondig onder de loep nemen.
Dario Kenner is onderzoeker aan de Universiteit van Sussex. Hij schreef de boeken Carbon Inequality: The Role of the Richest in Climate Change en White Knights, or horseman of the apocalypse? Prospects for Big Oil to align emissions with a 1.5 degree pathway.