Jaarlijks is er, naar aanleiding van World Ocean Day, een kleine herinnering aan het grootste ecosysteem van onze planeet: de oceaan. Helaas is dit erg nodig, als je de recente Netflix documentaire “Seaspiracy” mag geloven, die een duister beeld over de toestand van onze oceaan tekent. Is het echt zo erg? Volgens “Seaspiracy” zijn er in het midden van dit eeuw geen vissen meer in zee en gaat de oceaan sterven, en als de oceaan sterft, dan sterft ook de mens. Is dat echt zo? Neen, er zijn ook in toekomst nog vissen in de oceaan en de oceaan gaat niet sterven. Maar toch, grote delen van de oceaan zijn overbevist en vervuild. Wat is de stand van zaken?
Omdat de oceaan 70 % van de aardoppervlakte bedekt, maakt deze ook het grootse deel van de biosfeer uit. De biosfeer is de ruimte op aarde, waar organismen leven. Dus is de oceaan heel belangrijk voor de biodiversiteit, het klimaat en als bron van voedsel. Volgens de Food and Agricultural Organization (FAO) van de Verenigde Naties is de visvangst in de oceaan sinds 1950 van rond 20 miljoen naar 84 miljoen ton in 2018 gestegen, maar schommelt sinds de jaren 90 van het vorige eeuw rond 80 miljoen ton. Er is dus sinds 30 jaar geen verdere stijging, terwijl de wereldbevolking in deze periode van 5,2 naar 7,8 miljard mensen gestegen is. Moeten we ons om de voedselverzorging zorgen maken? Neen, op dit moment nog niet, het tekort aan visvangst wordt ruim door aquacultuur opgevangen. Maar toch, het toont aan, dat we met de visserij het plafond bereikt hebben. Meer gaat niet. Bovendien heeft de FAO maar enkel de officiële cijfers, die van de lidstaten gerapporteerd worden. Het volledige plaatje ziet er anders uit: volgens reconstructies van wetenschappers is de globale visvangst pakweg 40 miljoen ton hoger en sinds de jaren 90 aan het dalen. Hoe kan dit? Er is visvangst die niet gerapporteerd wordt, illegale visserij, bijvangst en teruggooi. Dit vormt uiteraard een groot probleem om duurzame visserij te kunnen implementeren, omdat we niet precies weten hoeveel gevangen wordt. De dalende trend is ook een teken van overbevissing, we hebben de limieten bereikt.
Bijvangst zijn vissen en andere zeedieren die gevangen worden en dan meestal meer dood dan levend in de zee teruggegooid worden, omdat ze economisch niet interessant zijn. Dit is vooral bij de boomkorvisserij op zeetong en garnaal een groot probleem, ook aan de Belgische kust. Om 1 kg zeetong te vangen hebt je rond 6 kg bijvangst. Bovendien wordt door de zware ketens van de boomkor de bodem van de zee letterlijk omgegraven en het ecosysteem verstoord. Zeker, zeetong en garnaal zijn heel lekker, maar is dit deze grote negatieve impact waard? Iets om over na te denken, als men de volgende keer aan de kust op restaurant gaat om zeevruchten te eten. Helaas is er meestal geen alternatief, omdat bijna uitsluitend zeetong, garnaal en overbeviste soorten, zoals kabeljauw en tonijn, op het menu staan. Ook de restaurantuitbaters zouden er moeten over nadenken wat ze op hun menu hebben. Gelukkig zijn er nog mosselen en soms haring op het menu, die zijn niet zo problematisch.
Volgens “Seaspiracy” is de oplossing voor het probleem van overbevissing helemaal geen vis meer te eten. Dit werkt misschien in rijke landen, niemand gaat bij ons honger leiden als we geen vis meer eten, maar er zullen wel economische gevolgen voor de visserijsector zijn.
In arme landen van het globale zuiden werkt dit zeker niet. Voor honderden miljoen mensen langs tropische kusten is vis hun dagelijks brood, zonder gaat gewoon niet. In deze landen is overbevissing niet enkel een bedreiging voor de biodiversiteit van de oceaan, maar ook voor de voedselvoorziening van de mensen.
Toen ik student was heb ik voor mijn thesisonderzoek enkele maanden in een klein vissersdorpje op de Filipijnen bij een vissersfamilie gewoond. Deze mensen leven aan de armoedegrens en de enige manier om hun dagelijks brood te kunnen verdienen is gaan vissen. Meestal is hun vangst net genoeg voor één maaltijd, maar één hand vol vis.
Tijdens mijn veldwerk in het droge zuiden van Madagaskar heb ik gezien dat een groot deel van de bevolking helemaal van visvangst afhangt, landbouw is nauwelijks mogelijk. Trouwens is er sinds twee jaar een rampzalige droogte, de mensen lijden honger. De zee dicht bij het vissersdorpje Anakao was vol van kleine bootjes met kleurrijke zeilen, tegelijkertijd een mooie, maar ook zorgwekkend tafereel, omdat ze allemaal vissen. Op papier is er een zeereservaat met een koraalrif rond een klein eilandje, maar de parkwachters kunnen de vele vissers niet tegen houden. Bij het duiken kon ik al de gevolgen van overbevissing zien: er waren geen grote vissen meer.
Helemaal anders was de situatie in het noorden van Madagaskar, op het toeristische eiland Nosy Be. Landbouw is hier mogelijk en de economie draait rond toerisme. Er is een zeereservaat, dat populair bij toeristen is. Hier kan je onder water een fantastisch koraalrif zien met heel grote scholen van grote vissen.
Er is dus veel werk aan de winkel om duurzame visserij te bereiken en de oceaan voldoende te beschermen. Er is nood aan meer en grotere zeereservaten. Dit vergt grote inspanningen, omdat dit enkel in samenwerking met de vissers mogelijk is. De meeste vissers beseffen het probleem, maar als deze de noodzaak van zeereservaten niet accepteren, omdat hun geen alternatief wordt geboden dat minder visserij mogelijk maakt, creëer je sociale onrust. Visserij moet duurzaam zijn, anders graven de vissers hun eigen graf, en het graf voor de biodiversiteit van de oceaan.
Doemdenken, zoals in “Seaspiracy”, helpt zeker niet verder, we moeten positief vooruitkijken en de problemen op een realistische manier aanpakken. Zeker, natuurherstel heeft tijd nodig, tijd voor de implementatie van maatregelen en tijd voor de natuur. Om te herstellen hebben visbestanden 10 tot 30 jaar nodig, walvispopulaties 40 tot 60 jaar en mariene ecosystemen gemiddeld 20 jaar.
Desondanks, er is hoop en vooruitgang: in het begin van deze eeuw was nog niet eens 1% van de oceaanoppervlakte zeereservaat, 20 jaar later zijn het al 7,8%, vrij dichtbij de doelstelling van 10%. De doelstelling van 30% in 2030 bereiken, is zeker een grote inspanning, maar haalbaar. Er is ook een exponentieel toenemend aantal natuurherstelprojecten voor kustecosystemen, zoals koraalriffen, mangroven en zeegrassen. De populaties van bedreigde soorten, zoals bultruggen, nemen toe. Sommige soorten haaien, vaak gewenste bijvangst voor hun vinnen, staan sinds 2019 op de CITES-lijst van beschermde soorten en mogen enkel met een vergunning verhandeld worden. Bovendien is er ook een toenemend percentage duurzame visserij, van 60% in 2000 naar 68% in 2012.
De globale problemen moeten globaal, maar ook lokaal aangepakt worden. Globaal gaat dit in het Decennium van Oceaanwetenschappen voor Duurzame Ontwikkeling (2021-2030) gebeuren. Maar iedereen kan lokaal zijn steentje bijdragen: koop enkel vis van duurzame visserij en eet minder vis, probeer je CO2-uitstoot te verminderen, b.v. meer openbaar vervoer en fiets gebruiken, en vermijd het gebruik van eenmalige plastiek verpakkingen. Samen is het haalbaar.
Prof. Marc Kochzius is mariene bioloog aan de VUB.