Gebiedsgerichte aanpak leegstaande bedrijfsruimten

Het Departement Omgeving ging in een studie na hoe effectief het instrumentarium voor leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsruimten is. 

Om de leegstand van bedrijfsruimten te voorkomen, beschikt Vlaanderen over verschillende instrumenten:

  • de leegstandsinventaris als fundament
  • in combinatie met heffingen en subsidies

Het Departement Omgeving ging in een studie na hoe effectief het instrumentarium voor leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsruimten is.

De algemene bevindingen van de evaluatie over de effectiviteit van het beleidsinstrumentarium zijn positief. De bestaande regeling van de heffing en de subsidie geven beide een stimulans aan eigenaren om hun leegstaande bedrijfsruimte te ‘vernieuwen’. De belangrijkste aandachtspunten en aanbevelingen uit de studie zijn:

  • het voldoende investeren in de modernisering van het inventarisatiesysteem en procedures
  • het mogelijk maken van een meer gedifferentieerde gebiedsgerichte inzet van de heffing en subsidie

Inventaris

In 2016 stonden ruim 2.700 bedrijfsruimten op de Vlaamse inventaris van leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsruimten. Sinds 1997 schommelt het aantal geregistreerde bedrijfsruimten tussen de 2000 en de 3000 sites.

Gemiddeld staan leegstaande bedrijfsruimten 2,8 jaar op de leegstandsinventaris. 

Het gaat om ruimten voor industriële, ambachtelijke, handels-, diensten-, landbouw-, tuinbouw-, opslag- of administratieve activiteit.

De eigenaar van de leegstaande bedrijfsruimten is voor 70% een particulier, voor 28% een bedrijf en voor 2% een publieke rechtspersoon. Het onderzoek toont aan dat bedrijfsruimten met particuliere eigenaars sneller van de inventaris verdwijnen dan bedrijfsruimten in eigendom van bedrijven. Mogelijke verklaringen zijn de beperktere financiële reserves van particulieren waardoor zij vatbaarder zijn voor de heffingen, alsook dat het in de eerste plaats bedrijven zijn die leegstaande bedrijfsruimten aankopen en een langdurig vernieuwingsproject opzetten. De heffing zet als ‘negatieve’ incentive zowel de bestaande als nieuwe eigenaars van leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsruimten aan tot het ondernemen van stappen. De subsidies zetten als ‘positieve’ incentive de nieuwe eigenaars van leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsruimten aan tot het ondernemen van stappen.

Ligging van leegstaande bedrijfsruimten

De verdeling naar ligging toont aan dat 65% van alle op de inventaris geregistreerde bedrijfsruimten in het buitengebied ligt, 10% in kleinstedelijk gebied, 16% in regionaalstedelijk en 9% in grootstedelijk gebied.

 

De verdeling naar knooppuntwaarde van de locatie toont aan dat 41% van de als leegstaand en/of verwaarloosd geïnventariseerde bedrijfsruimten gelegen zijn op locaties met een hoge tot zeer hoge knooppuntwaarde. Daarnaast ligt 41% van de bedrijfsruimten op een locatie met een zeer lage knooppuntwaarde, en de overige 18% op een plek met een lage knooppuntwaarde.

Heffingen

De Vlaamse Belastingsdienst (VlaBel) staat in voor de inkohiering en inning van de heffingen op leegstand en/of verwaarlozing. In de periode 2008-2015 varieerde een leegstandsheffing tussen de €3.700 en €2.469.549, met een gemiddelde van €21.001, over een totaal van 7.198 dossiers. Het gemiddelde jaarlijkse totaalbedrag van de heffingen op de ingekohierde aanslagbiljetten bedraagt €18.895.661.

De analyse verdeeld naar grootte van het heffingsbedrag, toont aan dat de heffing minder dan €10.000 bedraagt in 63% van de dossiers. In 39% blijkt de minimumheffing van €3.700 van toepassing te zijn; het zijn in de praktijk voornamelijk landbouwbedrijven. Slechts 1% van de totale dossiers heeft een heffingsbedrag dat hoger ligt dan €200.000.

De voorbije jaren hieven ook 131 gemeenten in Vlaanderen nog gemeentelijke opcentiemen op de leegstandsheffing.

Subsidies

Het Departement Omgeving verleent zowel sanerings- als verwervingssubsidies voor leegstaande bedrijfsruimten. Tussen 2007 en 2016 werd voor 53 619 666,08 EUR aan saneringssubsidies uitgekeerd, waarvan het grootste deel aan ondernemingen.  In diezelfde periode werd  voor 11 362 888,67 EUR aan verwervingssubsidies uitgekeerd aan de publieke sector zoals gemeentebesturen en intercommunales.

In de periode 2008-2016 varieerden de saneringssubsidies tussen de €20.770 en €1.616.073 per dossier. De verwervingssubsidies varieerden in de periode 2008-2016 tussen de €2.804 en €1.686.000, met een gemiddelde van €271.228.

Conclusies en aanbevelingen

De studie toont aan dat de drie leegstandsinstrumenten – inventaris, heffingen en subsidies – een logisch en helder geheel vormen die devernieuwing en reactiveringvan geregistreerde bedrijfsruimten versnellen. Een belangrijk aandachtspunt is dat bij voorstellen tot aanpassing de drie instrumenten als één geheel worden beschouwd.

Het huidige instrumentarium is zeer ‘generiek’ opgesteld,  d.w.z., dezelfde bepalingen gelden voor alle doelgroepen en heel het grondgebied. Voor een meer doelgerichte inzet van het leegstandsinstrumentarium in het ruimtelijk beleid beveelt de studie echter aan om de toekenning van subsidies te koppelen aan gebiedspecifieke voorwaarden om vanuit de overheid actief te sturen op de realisatie van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de daartoe geschikte gebieden.

Vlaams minister van Omgeving Joke Schauvliege: “De aanbevelingen uit deze studie voor een bijgesteld leegstandsinstrumentarium neem ik mee in het beleid dat ik momenteel aan het uitwerken ben. Zo kan het een bijdrage leveren aan de uitvoering van het ‘Beleidsplan Ruimte Vlaanderen’ dat duidelijk inzet op verweving en verminderen van de verharding. Een bijgesteld leegstandsinstrumentarium moet zich ook inschrijven in het momenteel in opmaak zijnde ‘instrumentendecreet’. “

Nieuwsbrief

In je mailbox: aankondigingen van opleidingen, events, nieuws en inzichten over duurzaamheid.

"*" indicates required fields

This field is for validation purposes and should be left unchanged.