U.S. Cotton Trust Protocol verzekert merken en retailers duurzame productie van katoen

Merken en retailers in België kunnen zich sinds 15 juli van dit jaar aansluiten bij het U.S. Cotton Trust Protocol, waarmee ze zich ervan verzekeren meer duurzaam Amerikaans katoen in te kopen. Het Trust Protocol houdt rekening met de VN-duurzaamheidsdoelstellingen; deelnemende merken en retailers zullen dankzij het Protocol meetbare vooruitgang kunnen aantonen bij het verkleinen van hun ecologische voetafdruk en het behalen van duurzaamheidsdoelstellingen.

In een tijd waarin er steeds meer noodzaak is aan transparantie in en controle op de supply chain zet het U.S. Cotton Trust Protocol een nieuwe norm voor meer duurzaam geteeld katoen. Het Protocol kan jaarlijks data leveren in zes verschillende duurzaamheidsgebieden, die in overeenstemming zijn met de duurzaamheidsdoelstellingen van de Verenigde Naties. Die nieuwe jaarlijkse data geeft merken en retailers de mogelijkheid om hun voortgang richting die doelstellingen beter bij te houden.

“Een van onze doelen tijdens het ontwikkelen van het Protocol was om merken en retailers meer zekerheid te geven over de duurzaamheid van Amerikaans katoen bij hun inkopen”, vertelt Ken Burton, Executive Director van het Protocol. “Deelnemende merken en retailers zullen nu beter kunnen aantonen dat ze vooruitgang boeken in het verkleinen van hun ecologische voetafdruk en het behalen van hun duurzaamheidsdoelstellingen.”

Het U.S. Cotton Trust Protocol biedt de mogelijkheid om de vooruitgang op het gebied van duurzaamheid via geavanceerde dataverzamelingsmethoden en controle door derden bij te houden. Door samen te werken met ‘Field to Market: The Alliance for Sustainable Agriculture and Control Union Certifications North America’ biedt het Protocol merken en retailers de mogelijkheid om de supply chains van het ingekochte katoen beter te volgen. Merken en retailers die lid worden van het Protocol krijgen toegang tot jaarlijkse gegevens over bijvoorbeeld waterverbruik, broeikasgasuitstoot, bodemerosie en energieverbruik.

Aanvulling op bestaande duurzaamheidprogramma’s

Het U.S. Cotton Trust Protocol wordt gecontroleerd door een raad van bestuur die bestaat uit vertegenwoordigers vanuit de hele waardenketen zoals vertegenwoordigers van merken en retailers zoals Levi Strauss & Co en Tesco, ngo’s zoals het WWF en Environmental Defense Fund, duurzaamheidsexperts en mensen uit de katoenindustrie zoals telers, verkopers en molens. Het Protocol is gemaakt als aanvulling op bestaande duurzaamheidsprogramma’s en specifiek ontworpen om toegepast te worden op de unieke katoenteelt van de Verenigde Staten. In juli van dit jaar werd katoen dat geteeld wordt volgens het U.S. Cotton Trust Protocol toegevoegd aan de lijst van Textile Exchange met 36 voorkeurvezels en materialen. Er zijn momenteel nog geen Europese merken of retailers bij het U.S. Cotton Trust Protocol aangesloten. Er lopen echter wel gesprekken met bedrijven die interesse getoond hebben. Toch alvast één Europese link: het bedrijf Tesco dat in de raad van bestuur zetelt, komt uit het Verenigd Koninkrijk.

In de afgelopen 35 jaar hebben de Verenigde Staten grote verbeteringen doorgevoerd in het verantwoord telen van katoen. Zo verbruikt de katoenproductie opgenomen in het Protocol vandaag 82% minder water dan 35 jaar geleden. Om die vooruitgang geen halt toe te roepen, stelt het U.S. Cotton Trust Protocol ambitieuze doelstellingen voor 2025, bijvoorbeeld 39% minder broeikasgasemissies, 50% minder bodemverlies en een vijfde minder waterverbruik bij de productie van katoen. Het is ook de bedoeling tegen dat jaar meer dan de helft van alle katoenproductie in de Verenigde Staten opgenomen te hebben in het programma.

Volgend jaar zullen de merken en retailers die instapten in het Protocol voor het eerst cijfers kunnen voorleggen om aan te tonen hoe zij zich verbeterden in de zes duurzaamheidsgebieden waarvoor het Protocol data levert.

Enquête

Het U.S. Cotton Trust Protocol hield recent een enquête rond de impact van COVID-19 op initiatieven voor duurzame ontwikkeling bij kledij- en textielmerken. Drie resultaten springen in het oog. Een eerste: hoewel de aandacht voor duurzaamheid over het algemeen is afgenomen, is de interesse in producttraceerbaarheid met 66% toegenomen (grafiek 1). Een tweede opvallende vaststelling is het feit dat bijna de helft van de respondenten aangaf dat ze dachten dat hun klanten bereid waren om voor een concurrerend bedrijf te kiezen als het bedrijf van de respondent niet aan de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling voldeed (grafiek 2).

Dat 63% van de ondervraagden in Europa denkt dat COVID-19 een positieve impact zal hebben op investeringen in duurzaamheid is een derde opvallende conclusie (grafiek 3).

Biologisch versus duurzaam katoen

Sommige textielmerken beweren dat ze werken met duurzaam katoen, andere dan weer met biologisch katoen. Het verschil blijkt, na een kleine online zoektocht, redelijk simpel. Zo wordt biologisch katoen geproduceerd zonder het gebruik van chemicaliën, gemodificeerde zaden en kunstmest. Er zijn wereldwijd twee belangrijke keurmerken voor dit soort katoen: de Organic 100 Content Standard (OCS) en de Global Organic Textile Standard (GOTS). Als een merk claimt biologisch katoen te gebruiken, dan zou de kleding een van deze keurmerken moeten dragen. Kleding met het keurmerk GOTS bestaat uit ten minste 70% biologisch katoen, kledij met het keurmerk OCS bestaat uit 100% biologisch katoen. In beide gevallen is het materiaal terug te voeren tot aan de katoenboer. GOTS is een iets uitgebreider keurmerk dan OCS omdat het ook de verwerking van katoen en de bijbehorende sociale omstandigheden meeneemt in de certificering. Ook kbA Baumwolle, wat staat voor Baumwolle aus kontrolliert biologischem Anbau of in het Nederlands katoen van gecontroleerde landbouw, is een voorbeeld van een label voor biologisch katoen, net als Oganic Exchange.

Het verhaal rond duurzaam katoen is wat problematischer. De kledingindustrie heeft geen algemene definitie van duurzame kledingproductie en/of -materialen. Zo licht bijvoorbeeld H&M, dat zichzelf voorloper noemt in het gebruik van duurzame materialen, niet toe wat die woorden voor de keten betekenen. Kunnen we trouwens wel spreken van duurzaam katoen in de wetenschap dat de productie ervan miljoenen liters water vraagt? Een naam die wel vaak terugkomt is het Better Cotton Initiative (BCI), een programma dat onder andere door H&M werd opgezet. Het is erop gericht het gebruik van chemische pesticide en water bij het produceren van katoen te verminderen. In het programma worden boeren getraind om anders te gaan werken en krijgen ze een eerlijke prijs voor hun katoen. Grote merken als H&M, HEMA, Zeeman, C&A en Decathlon kopen hun katoen – onder andere – aan via BCI en vermarkten dat dan als duurzaam. Helaas is dat katoen vaak alsnog geproduceerd vanuit gemodificeerde zaden en met chemicaliën. Bovendien stelt BCI alleen eisen aan de fabrieken die het materiaal verwerken tot stof. De kleding zelf kan dus nog steeds onder slechte omstandigheden en/ of door kinderen zijn gemaakt, wat overigens onder het OCS-keurmerk ook mogelijk is. Omdat duurzaam katoen geen strikte definitie kent, bestaan er heel veel verschillende labels voor duurzaam katoen, maar een vergelijking is om dezelfde reden dus redelijk zinloos.

Nieuwsbrief

In je mailbox: aankondigingen van opleidingen, events, nieuws en inzichten over duurzaamheid.

"*" indicates required fields

This field is for validation purposes and should be left unchanged.