Dat het klimaat een drastische gedragsverandering vraagt van elk van ons, is in Glasgow en met het Vlaamse klimaatplan nog eens extra in de verf gezet. Naast individuele inspanningen wordt er ook vaak gesproken over energiegemeenschappen als beloftevol concept, maar de praktische haalbaarheid hinkt nog wat achterop. Nog heel wat werk voor de boeg dus. We polsten bij Frederik Loeckx van energiecluster Flux50, die de afgelopen jaren al heel wat projecten rond energiegemeenschappen begeleidde, naar een stand van zaken.
Beginnen doet Frederik Loeckx met de drie basisideeën van de energiegemeenschappen:
- de participatie van de consument in de energiesector en zo ook sociale cohesie bevorderen
- investeringen in hernieuwbare energie sterk verhogen
- lokale flexibiliteit gebruiken om (lokale) netproblemen te voorkomen en productie en verbruik beter op elkaar af te stemmen
“Op vlak van burgerparticipatie, de eerste beoogde doelstelling, behoort Vlaanderen bij de Europese pioniers met zo’n dertigtal energiecoöperatieven op zijn grondgebied. In tegenstelling tot groepsaankopen waarbij je enkel zorgt voor een lage prijs voor je eigen installatie, staan de coöperatieven toe dat je samen investeert in grotere, gemeenschappelijke installaties in wind- en zonne-energie. Ze zijn de opstap naar de energiegemeenschappen”, stelt Loeckx in zijn aanzet naar het achterliggende concept van de gemeenschappen.
“Ook in een energiegemeenschap deel je de investeringen voor de aankoop van hernieuwbare energiebronnen, en ga je bovendien ook de geproduceerde energie lokaal delen. Hierbij is het essentieel dat de data rond die gedeelde energie ook bekend is. Digitale meters zijn dan ook cruciaal om peer-to-peer verhandeling van elektriciteit mogelijk te maken. De doelstellingen van de Vlaamse Overheid om tegen 2024 80% van de analoge meters vervangen te hebben en tegen 2029 100% is dus noodzakelijk om energiedelen, -gemeenschappen en -districten te realiseren. Ook bij de ontwikkeling van de achterliggende systemen om peer-to-peer verhandeling te realiseren zijn nog heel wat stappen te zetten die gerust wat sneller mogen gaan. Concepten zoals het Consumer Centric Market Design van de beheerder van het transmissienet Elia spelen volop in op die versnelling. “
En wordt het delen van elektriciteit in een gemeenschap dan een winstgevende business?
“Als eigen geldgewin je enige motivatie is om deel te nemen in een energiegemeenschap, dan kom je bedrogen uit. Uit het ROLECS-project (“Roll Out of Local Energy CommunitieS”) dat met de steun van VLAIO in 2018 werd opgestart blijkt dat de marge die je genereert op de elektriciteit verre van voldoende is om het gehele systeem te dekken. De elektriciteit bedraagt immers slechts 30% van de je energierekening. De overige 70% zijn kosten eigen aan het distributienet, accijnzen, taksen en maatschappelijke vergoedingen allerhande (openbare verlichting, WKK-certificaten, …) waar je ook als energiegemeenschap toe moet bijdragen.
“Als financiële driver wordt ook gekeken naar de flexibiliteit die energiegemeenschappen kunnen leveren om de stabiliteit van het elektriciteitsnet te ondersteunen. Maar ook daar blijkt de meerwaarde bij kleinschalige projecten te beperkt om voldoende inkomsten te genereren voor pure financiële rentabiliteit.
Als je er niet rijk van wordt, wat zijn dan wel de voordelen van energiegemeenschappen?
“Als je je blik verruimt en opentrekt naar de Positive Energy Districts (PED’s) dan krijg je een heel ander verhaal. Je benadert de business case dan vanuit een grotere schaal (koppeling van meerdere (woon)eenheden), samenwerking op veel meer vlakken dan enkel delen van hernieuwbare energie en de maatschappelijke kosten/baten worden ook in rekening genomen.”
“Een PED start vanaf een integrale ontwerpfase: welke sociale- en comfortbehoeften zijn er in een bepaalde wijk? Energie-aspecten zoals de elektriciteitsbehoeften van wooneenheden, van lokale diensten zoals scholen, handelaars of mobiliteit met bijvoorbeeld laadinfrastructuur, maar ook thermische behoeftes (warmte en koeling) worden allemaal in rekening genomen. Ook de koppeling tussen verschillende energievectoren, afvalbeheer en watervoorziening worden mee ingecalculeerd.
In de meeste gevallen zal het over nieuwbouwinitiatieven of inbreidingsprojecten gaan. Toch is het ook mogelijk bij doorgedreven renovatie van bestaande wijken mits grondige planning en studie.
Om onze klimaatambities tegen 2050 te halen heeft 95% van het gebouwenpatrimonium een energetische renovatie nodig om energieneutraal te zijn. Slechts 40-50% van de bewoners kunnen dit betalen. Door energetische renovatie collectief te benaderen en mee te nemen in een PED-ontwerp, ga je de kosten ervoor ook al een flink stuk drukken.
Ook op vlak van flexibiliteit kan je als groter collectief meer gewicht in de schaal leggen. En ben je dus een interessantere partij om oplossingen voor stabiliteitsproblemen aan te bieden.
Kortom, als je de brede maatschappelijke kosten zoals investeringen voor een energetische renovatie meeneemt, collectieve infrastructuur toelaat, bijkomende sociale diensten meeneemt en op voldoende grote schaal kan werken, dan kan je de business case wel positief krijgen voor alle betrokken stakeholders.”
Wat is er nodig om positieve energiewijken te doen slagen?
Loeckx benadrukt dat een doelbewuste, stedelijke planning gericht op klimaatneutraliteit en (her)opleving van een wijk een noodzakelijke eerste stap is. “De ontwerpfase dient voldoende geïntegreerd te zijn en de schaal voldoende groot. Lokale en bovenlokale overheden hebben daar dus een cruciale rol in te spelen. Zo kan bij wijkreconversies bijvoorbeeld ook gekeken worden naar nabijgelegen industrie om restwarmte te gebruiken als bron voor een lokaal thermisch net. Of de heel eenvoudige afstemming van infrastructuurwerken op bouw- en renovatiewerken zorgen niet alleen voor kostenoptimalisatie, maar ook voor minder overlast. Allemaal elementen die voor stakeholders drempelverlagend kunnen werken.
Want de grootste uitdaging ligt in het sociale aspect. Hoe krijg je iedereen mee in het verhaal, hoe overtuig je hen om ook effectief mee in te stappen? Energie zal daar meestal niet de belangrijkste driver zijn. Sociaal geïnspireerde oplossingen zoals bijvoorbeeld vergroening van de leefomgeving, verbeteringen in het mobiliteitsaanbod en een algemene ontzorging vormen een betere incentive.
Maar op dat vlak is er nog te weinig inzicht en praktijkkennis. Daarom zijn een aantal partijen het project MUPEDD (Managing Uncertainty in Positive Energy District Design) opgestart, dat we als Flux50 samen met VLAIO mogelijk maken. De andere partijen zijn Van Roey, Stebo, Rebel, DLA Piper, NDVR en kennisinstellingen VITO en KU Leuven. Het project wil de onzekerheden en risico’s die stakeholders ervaren bij de ontwikkeling van positieve energiewijken in kaart brengen. Door pro-actief hier op in te spelen kan het besluitvormingsproces voor de betrokken marktspelers vereenvoudigd en versneld worden. Maar ook kan de betrokkenheid van bewoners verhoogd worden door ‘ontzorgende’ maatregelen voor te stellen waar nodig om tot positieve energiewijken te komen.
Ook het Europees H2020-project oPEN Lab, onder leiding van VITO, wil bijdragen aan de verdere begripsvorming en uitrol van positieve energiewijken. Samen met 14 Vlaamse partners gaan we als Flux50 op zoek naar repliceerbare, commercieel haalbare oplossingspakketten. Om zo vanuit collectieve renovatie positieve energiewijken in een bestaande stedelijke context te verwezenlijken, wijken die naadloos worden geïntegreerd in het lokale energiesysteem. Verschillende technologieën worden zowel individueel als collectief getest en samengebracht tot een gecombineerde oplossing op wijkniveau om te weten te komen wat nu net de optimale schaal is voor dergelijk energiesysteem.”
Zijn er op dit moment al voorbeelden van PED’s in Vlaanderen?
“De Nieuwe Dokken in het noorden van Gent is een heel mooi voorbeeld dat op korte termijn zou kunnen doorgroeien tot PED. Toen de coöperatie Ducoop samen met enkele andere partners het energieluik via Flux50 onderzocht, was het al duidelijk dat ze veel breder keken dan enkel het energieluik. Momenteel koppelt Ducoop 400 wooneenheden aan een hecht sociaal ecosysteem met lokale handelaars, gedeelde moestuinen en openbare voorzieningen zoals een basisschool en een sporthal. Warmte wordt gehaald uit waterzuivering en ook de restwarmte van de naburige zeepfabrikant Christeyns wordt benut. Kortom, duurzaamheid en gemeenschapswerking in de brede zin staan centraal. Heel wat basisingrediënten voor een PED zijn hier aanwezig.”
Flux50 zet in op PED’s
Flux50 is de Vlaamse speerpuntcluster voor energie. Flux50 wil met de steun van VLAIO, bruggen bouwen tussen onderzoek, innovatieve groeibedrijven en de beleidsmakers binnen het strategisch domein van energie. Dit niet alleen om de energietransitie technologisch te ondersteunen maar ook om Vlaanderen een internationale koploper te maken wat energie-innovatie betreft. Daarvoor steunt het samenwerkingen en concrete projecten over sectoren heen (zoals energie, bouw en IT).
“Europees is Vlaanderen een zeer innovatieve regio door zijn sterkte kennis en kunde op vlak van samenwerking en systeemintegratie. Door doortastend te pionieren in het concept van PED’s kunnen we niet alleen de economische voordelen van industriële samenwerking bevestigen, maar ook samenwerking en sociale cohesie sleutelbegrippen maken om de burger en alle maatschappelijke actoren mee te krijgen in de energietransitie.”