Vragen en antwoorden rond de klimaatplannen van de Europese Unie

In haar eerste State of the Union schonk Ursula von der Leyen uiteraard veel aandacht aan de coronacrisis en hoe daar sterker uit te geraken, maar de voorzitster van de Europese Commissie maakte daarnaast ook duidelijk dat het haar menens is met de klimaatambities van de EU, die verscherpt werden. In plaats van een daling van 40%, streeft de EU nu een reductie van 55% van de broeikasgassen na tegen 2030. De Europese Green Deal vormt daarbij de leidraad. Op de website van de Europese Commissie verscheen een dag na de toespraak van von der Leyen in het Europees Parlement bij wijze van samenvatting van haar betoog een Q&A rond de klimaatplannen van de EU. In dit artikel vatten we die vragen en antwoorden voor u samen.

Beelden: Adobe Stock

In de State of the Union werd duidelijk dat de EU haar klimaatambities in het kader van de Overeenkomst van Parijs – om de wereldwijde temperatuurstijging ruim onder de 2°C te houden – verscherpt heeft. Tegen 2030 moet de uitstoot van broeikasgassen met ten minste 55% verminderd zijn ten opzichte van het niveau in 1990. Eerder streefde de EU naar een daling met 40%. Tegen 2050 wil de EU klimaatneutraal zijn.

Ursula von der Leyen was duidelijk: “Wij doen al het mogelijke om tegen 2050 van Europa het eerste klimaatneutrale continent ter wereld te maken. Vandaag (16 september, de dag waarop ze haar eerste State of the Union gaf in het Europees parlement, red.)  bereiken we een belangrijke mijlpaal in dat traject. Met het nieuwe cijfer om de uitstoot van broeikasgassen in de EU tegen 2030 met ten minste 55% te reduceren, zullen we het voortouw nemen op weg naar groen herstel en een schonere planeet.” De Europese Green Deal vormt daarbij de leidraad.

Die ambitie heeft volgens haar ook voordelen in het economisch herstelplan in het kader van de coronacrisis. “Europa zal sterker uit de coronaviruspandemie komen door in een hulpbronnenefficiënte circulaire economie te investeren, innovatie in schone technologie te bevorderen en groene banen te creëren.”

Een dag na de State of the Union verscheen op de website van de Europese Commissie een Q&A rond de klimaatplannen van de EU, bij wijze van samenvatting van von der Leyens betoog. We vatten de twaalf vragen en hun antwoorden voor u samen.

Wat zijn de belangrijkste elementen van het voorstel van de Commissie en wat zijn de volgende stappen?

Het klimaatdoelstellingenplan voor 2030 dat von der Leyen presenteerde, bestond uit een mededeling over de ambitieuzere klimaatdoelstelling voor 2030 met daaraan gekoppeld een reeks maatregelen voor alle economische sectoren die de Commissie nodig acht om die doelstellingen te kunnen verwezenlijken, een bijbehorende effectbeoordeling die aantoont dat die doelstelling realistisch en haalbaar is, een beoordeling van de nationale energie- en klimaatplannen van de EU-lidstaten en een gewijzigd voorstel voor het ontwerp van een Europese klimaatwet om daar de nieuwe emissiereductiedoelstelling voor 2030 in op te nemen.

Om die verhoogde klimaatambitie in de praktijk te brengen, zijn meer investeringen nodig. Die zullen niet alleen bijdragen aan een groen herstel, maar ook aan het economisch herstel na de COVID 19-crisis. De Europese economische respons op de coronacrisis vormt dan ook een unieke gelegenheid om de overgang naar een klimaatneutrale economie te versnellen.

Waarom stelt de Commissie hogere emissiereductiedoelstellingen voor 2030 voor?

Het lijkt misschien even niet zo door de coronapandemie die in alle hevigheid woedt, maar de klimaatcrisis blijft de grootste uitdaging van onze tijd. De afgelopen vijf jaar waren de warmste ooit; de gemiddelde temperatuur op aarde lag in 2019 zo’n 1,1°C hoger dan in het pre-industriële tijdperk. De gevolgen van die opwarming zijn onmiskenbaar: te lange periodes van droogte, stormen, overstromingen … Negen op tien EU-burgers beschouwen de klimaatverandering als een ernstig probleem.

Met het eerdere beleid zouden we er niet in slagen tegen 2050 een klimaatneutraal Europa te bewerkstelligen, maar slechts een daling van de broeikasgasemissies met 60%. Het bestaande beleid zorgt ook niet voor de vereiste voorspelbaarheid voor investeerders over onze middellange- en langetermijndoelstellingen en creëert zo een risico op gestrande activa en onnodige koolstofonafhankelijkheid.


Welke economische en sociale gevolgen heeft de verhoogde ambitie?

Als de investeringsstimulans gecombineerd wordt met het gebruik van inkomsten uit koolstofbeprijzing om andere verstorende belastingen te verlagen, kan dat tegen 2030 een groei van het bbp met 0,5% opleveren.

Met faciliterende beleidsmaatregelen wil de Europese Commissie bijzondere aandacht besteden aan het verlenen van steun aan de meest kwetsbaren in onze samenleving tijdens die transitie, om ervoor te zorgen dat niemand achterblijft. NextGenerationEU en het meerjarig financieel kader voor 2021-2027, waaruit ten minste 30% van de middelen moet worden besteed aan klimaatrelevante uitgaven, voorzien in een aantal instrumenten om deze kwestie resoluut aan te pakken, zoals het mechanisme voor een rechtvaardige transitie en het bijbehorende Fonds voor een rechtvaardige transitie, waarmee steun zal worden verleend aan steenkool- en koolstofintensieve regio’s. Met het ‘renovatiegolf’-initiatief zullen de meest kwetsbare huishoudens en de huishoudens die het risico lopen in energiearmoede te vervallen, worden geholpen om hun woning energie-efficiënter te maken.


Wat zijn de investeringsbehoeften?

Om de emissies van broeikasgassen tegen 2030 met ten minste 55% terug te dringen, zullen aanzienlijke investeringen nodig zijn om elektriciteitsopwekking, industrie en vervoer koolstofvrij te maken en de energie-efficiëntie van gebouwen te verbeteren. De nieuwe doelstelling zal op de lange termijn zorgen voor lagere brandstofkosten en minder afhankelijkheid van de invoer van fossiele brandstoffen en zal zo de energiezekerheid van de EU verbeteren.

Met de doelstelling van 55% emissievermindering zullen de jaarlijkse investeringen in het energiesysteem de komende tien jaar (2021-2030) naar schatting zo’n 350 miljard euro hoger moeten zijn dan in het voorgaande decennium (2011-2020).

Om dit in perspectief te plaatsen: de EU zal met NextGenerationEU en de volgende meerjarige EU-begroting 1,8 biljoen euro uitgeven om de economie te helpen herstellen van de schade die door de coronaviruspandemie is veroorzaakt, en daarvan zal ten minste 30% worden besteed ter ondersteuning van onze klimaatdoelstellingen.


Welke andere  voordelen kunnen worden verwacht?

Een vermindering van de broeikasgasemissies met 55% tegen 2030 zou leiden tot een vermindering van de luchtvervuiling met 60% ten opzichte van 2015. Daardoor zal de gezondheid van de Europeanen aanzienlijk verbeteren en zullen de kosten voor de gezondheidszorg met ten minste 110 miljard euro worden verminderd ten opzichte van het niveau van 2015. De strengere klimaatmaatregelen zouden de kosten voor de beperking van de luchtverontreiniging met ten minste 5 miljard euro doen dalen en het door verzuring getroffen gebied in de EU met bijna 10% verkleinen.

Door een vermindering van de broeikasgasemissies met 55% tegen 2030 zou het volume van de invoer van fossiele brandstoffen – momenteel goed voor 2% van het bbp – met meer dan 25% dalen ten opzichte van het niveau van 2015. Door tegen 2050 klimaatneutraliteit te bewerkstelligen zou de EU in het komende decennium dus 100 miljard euro besparen en tegen 2050 tot 3 biljoen euro.

Ook het verlies aan biodiversiteit, een rechtstreeks gevolg van de klimaatverandering, zou een halt worden toegeroepen.


Wat zijn de effecten van het plan voor de lidstaten en welke maatregelen werden voorgesteld voor de regio’s die door de verhoogde doelstellingen voor de zwaarste uitdagingen staan?

In dit stadium zijn de effecten alleen op EU-niveau beoordeeld. De macro-economische effecten op het niveau van de lidstaten zullen enigszins van elkaar verschillen, aangezien de lidstaten op het traject naar klimaatneutraliteit niet allemaal op hetzelfde punt beginnen en de sectorale samenstellingen van hun emissieprofielen ook niet allemaal dezelfde zijn. Daarom is een rechtvaardige transitie de hoeksteen van de Europese Green Deal.

De lidstaten zullen belangrijke instrumenten op EU-niveau ter beschikking hebben om alle uitdagingen waar zij mee te maken zouden kunnen krijgen, het hoofd te bieden. Ten minste 30% van de middelen uit het voorgestelde meerjarig financieel kader van de EU voor 2021-2027 en NextGenerationEU zal bestemd zijn voor uitgaven die relevant zijn voor klimaatverandering, en 100% van de financiering moet in overeenstemming zijn met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs.

Voorbeelden van specifieke instrumenten voor een rechtvaardige transitie zijn het investeringsplan van de Europese Green Deal en het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, met inbegrip van het Fonds voor een rechtvaardige transitie, die gericht zijn op regio’s met koolstofintensieve sectoren die het zwaarst getroffen worden door de transitie naar een klimaatneutrale economie. Het moderniseringsfonds zal ook investeringen in de transitie van het energiesysteem in lidstaten met lagere inkomens ondersteunen.

In de bestaande klimaatwetgeving wordt ook gezorgd voor herverdeling. Voorbeelden daarvan zijn de gedifferentieerde streefcijfers op lidstaatniveau in de Europees Stelsel van Rekeningen (ESR)-verordening, de herverdeling van de te veilen EU-ETS-rechten en het moderniseringsfonds, dat gericht is op investeringen in de modernisering van de economie en het bevorderen van een rechtvaardige transitie in tien lidstaten met een lager inkomen.

In juni 2021 zullen wetsvoorstellen worden ingediend om het klimaatwetgevingskader te actualiseren. In het kader van dit proces zal de Commissie de effecten op het niveau van de lidstaten evalueren en aandacht besteden aan problemen in verband met de verdeling. Een belangrijke overweging in dit verband is hoe de inkomsten uit koolstofbeprijzing als eigen middelen tussen de lidstaten en de EU worden verdeeld.


Hoe zal de doelstelling van 55% in de klimaatwetgeving worden uitgevoerd?

Er zou een uitgebreider EU-ETS kunnen worden ontwikkeld dat ook wegvervoer en gebouwen, en in de loop der tijd mogelijk alle toepassingen van fossiele brandstoffen, omvat. Het plafond van het EU-ETS en de jaarlijkse vermindering ervan (lineaire verminderingsfactor) moeten eveneens worden herzien.

Een besluit over de aanpak van de EU-luchtvaart en -scheepvaart in het EU-ETS zal afhangen van de resultaten van de toekomstige effectbeoordelingen.

De ESR-verordening, waarin nationale doelstellingen voor de vermindering van broeikasgasemissies zijn vastgesteld voor sectoren die momenteel niet onder het EU-ETS vallen, zal worden herzien. De uitbreiding van het toepassingsgebied van het EU-ETS kan leiden tot overlappingen met de ESR. De Commissie zal dit verder evalueren.

De doelstelling voor de vermindering van broeikasgasemissies voor de gehele economie zal de emissies en verwijderingen als gevolg van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw, zoals gerapporteerd in de EU-inventaris, volledig omvatten. Als zodanig zal de wetgeving inzake landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw worden herzien. Hierbij zal worden vastgehouden aan het vaststellen van minimumeisen voor landgebruik in de EU met het oog op het bereiken van het minimale ambitieniveau.

In de wegvervoerssector heeft de handel in emissierechten het voordeel dat de emissies van wagenparken onder het plafond worden gehouden en dat tegelijkertijd de prijs wordt gebruikt om een gedragsverandering met blijvende effecten op mobiliteitsoplossingen te stimuleren. Tegelijk vormen de CO2-emissienormen voor auto’s de belangrijkste motor voor het aanbieden van moderne en innovatieve schone voertuigen, met inbegrip van elektrische auto’s. Om te zorgen voor een duidelijk traject naar emissievrije mobiliteit zullen de CO2-emissienormen voor auto’s en bestelwagens worden herzien en aangescherpt.

Als de EU-partners hun klimaatambitie niet in vergelijkbare mate verhogen, zal de Commissie, wanneer de EU haar klimaatambitie op een hoger niveau brengt, voor bepaalde sectoren een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens voorstellen, volgens de regels van de WTO, om het risico op koolstoflekkage te verminderen.

Waarom stelt de Commissie geen individuele doelstellingen voor de emissiereducties van de lidstaten voor?

In de ESR-verordening zijn bindende nationale doelstellingen voor de vermindering van broeikasgasemissies voor 2021-2030 vastgesteld. Zij zijn van toepassing op sectoren die niet onder het ETS vallen, zoals gebouwen, landbouw, afval en vervoer (met uitzondering van luchtvaart en internationale scheepvaart). De Commissie zal de invoering van emissiehandel voor een aanzienlijk deel van de bestaande ESR-sectoren onderzoeken. Dat zou gevolgen hebben voor die verordening.

De Commissie zal bij de ontwikkeling van de sectorale beleidsinitiatieven, gepland voor juni 2021, verder overleg plegen over deze verschillende opties en de analyse in de sectorale effectbeoordelingen verdiepen, met inbegrip van een specifieke analyse van de lidstaten om problemen op het gebied van verdeling en billijkheid aan te pakken.


Wat is de rol van de sectoren landbouw en landgebruik bij het realiseren van een grotere klimaatambitie?

De sectoren landbouw en landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw zijn een bron van emissies van stikstofoxide en methaan en zijn daarom van cruciaal belang voor het bereiken van de algemene doelstelling van broeikasgasneutraliteit tegen 2050. Tegelijkertijd spelen die sectoren een belangrijke rol bij de opslag van koolstof.

Door slimme samenwerking tussen landbouwers, het gebruik van technologieën als precisielandbouw en met steun voor investeringen, advies en innovatie, kunnen deze sectoren al in 2035 klimaatneutraal worden en koolstofverwijderingen beginnen te genereren, met positieve gevolgen voor de biodiversiteit.

Daarnaast zijn de landbouw- en bosbouwsectoren een belangrijke bron voor grondstoffen voor de bio-economie, voor materialen voor de bouwsector en voor bio-energie, waardoor andere sectoren hun emissies kunnen verminderen.

Wat zijn de gevolgen van dit plan voor ons energiesysteem?

Om de broeikasgasemissies tegen 2030 met ten minste 55% te verminderen, moet het aandeel van hernieuwbare energie worden verhoogd tot 38%-40% van het bruto-eindverbruik. De energiesector zal steeds minder gebruik maken van fossiele brandstoffen, waarmee in 2030 minder dan 20% van de elektriciteit in de EU zou worden opgewekt, terwijl hernieuwbare energiebronnen ongeveer twee derde van de elektriciteit in de EU zouden leveren. Uit de effectbeoordeling van de Commissie blijkt dat het primaire en eindverbruik van energie tegen 2030 verder zouden dalen, waarbij een besparing van 36-37% op energie-efficiëntie zou kunnen worden bereikt.

Hernieuwbare energie in verwarming en koeling zou in 2030 een penetratiegraad van ongeveer 40% bereiken, voornamelijk door het overschakelen van brandstoffen op hernieuwbare verwarmingstechnieken, waarvan warmtepompen de snelst groeiende zijn. Als gevolg daarvan zullen de emissies van gebouwen tegen 2030 met ongeveer 60% afnemen ten opzichte van 2015.

Zoals berekend in de richtlijn hernieuwbare energie, zouden hernieuwbare energiebronnen in de vervoerssector ongeveer 24% bereiken door de verdere ontwikkeling en het gebruik van elektrische voertuigen, geavanceerde biobrandstoffen en andere hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen. Tegelijkertijd zullen er dankzij de herziene CO2-emissienormen voor auto’s en bestelwagens voldoende schone auto’s op de markt beschikbaar zijn. Ter ondersteuning van deze transitie moet tegen 2030 een passende oplaad- en tankinfrastructuur worden uitgerold. In het kader van de Green Deal wil de Commissie 1 miljoen nieuwe oplaadpunten in de hele EU installeren.


Wordt de energiewetgeving herzien? En zo ja, wanneer?

De richtlijn energie-efficiëntie en de richtlijn hernieuwbare energie zullen tegen juni 2021 worden herzien.

Als de bestaande EU-doelstellingen voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie voor 2030 van respectievelijk ten minste 32% en ten minste 32,5% worden gehaald, wordt de huidige doelstelling van een vermindering van broeikasgasemissies met 40% overtroffen. Om voldoende bij te dragen tot de verwezenlijking van het streefcijfer van 55%, moet het beleid inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie evenwel worden versterkt en worden ondersteund door nieuwe initiatieven, zoals het aankomende ‘renovatiegolf’-initiatief en een strategie voor offshore-energie.


Hoe dragen de lidstaten via hun nationale energie- en klimaatplannen bij aan de EU-doelstelling voor 2030 en groen herstel?

De lidstaten hebben hun bijdrage aan de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU uiteengezet in de nationale energie- en klimaatplannen (NECP’s). Die plannen bieden een overzicht van de plannen die de lidstaten in de periode 2021-2030 hebben op de volgende vijf gebieden: koolstofvrij maken van de economie, energie-efficiëntie, energiezekerheid, interne energiemarkt, onderzoek en innovatie en concurrentievermogen.

De eerste belangrijke conclusie van de EU-brede beoordeling, die samen met het klimaatdoelstellingsplan 2030 is vastgesteld, is dat de lidstaten hun energie- en klimaattransitie versnellen. Uit de plannen blijkt dat bijna alle lidstaten steenkool geleidelijk afbouwen of daarvoor een datum hebben vastgesteld. Het gebruik van steenkool zal naar verwachting met 70% afnemen ten opzichte van 2015, waarbij hernieuwbare elektriciteit tegen 2030 naar verwachting 60% van de geproduceerde elektriciteit zal vertegenwoordigen.

De lidstaten liggen op schema om de huidige EU-doelstelling om de emissies van broeikasgassen ten opzichte van 1990 tegen 2030 met 40% te verminderen, te overtreffen. Het aandeel hernieuwbare energie in de EU zou tegen 2030 kunnen oplopen tot 33,1%-33,7%, waarmee het huidige streefcijfer van ten minste 32% wordt overschreden. Uit de huidige nationale plannen blijkt echter nog altijd een ambitiekloof op het gebied van energie-efficiëntie, met 2,8% voor primair energieverbruik en 3,1% voor het eindenergieverbruik.

De NECP’s zijn ook investeringsplannen voor een groen herstel en een groene transitie. De beoordeling van de NECP’s zal de basis vormen voor de richtsnoeren die de Commissie aan de lidstaten verstrekt bij de voorbereiding van de nationale plannen voor herstel en veerkracht. De beoordeling bevat goede voorbeelden van projecten en technologiegebieden, zoals hernieuwbare waterstof en accu’s, waar de investeringen in de lidstaten worden opgeschaald.

De EU-brede beoordeling van vandaag zal worden aangevuld met 27 individuele beoordelingen die in oktober samen met het verslag over de stand van de energie-unie zullen worden aangenomen. In die beoordelingen zullen voor elke lidstaat specifieke richtsnoeren worden opgenomen, bijvoorbeeld over de omvang van de investeringen en hervormingen die nodig zijn om het potentieel van transitie naar schone energie te ontsluiten.

Meer ecoTips artikels over de Europese Commissie

Nieuwsbrief

In je mailbox: aankondigingen van opleidingen, events, nieuws en inzichten over duurzaamheid.

"*" indicates required fields

This field is for validation purposes and should be left unchanged.