Ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van belangrijke stations zijn een werk van lange adem, maar kunnen wel leiden tot een toename van het aantal treinreizigers. Stationsomgevingen die goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer, kunnen het aantal treinreizigers immers doen toenemen. Het Departement Omgeving analyseerde de transformaties rond 20 Vlaamse hoofdstations sinds de jaren ’90. Voor de stationsomgevingen van Aarschot, Leuven, Roeselare en Sint-Niklaas werden succesfactoren en aandachtspunten voor een kwalitatieve ontwikkeling in kaart gebracht.
Verschillende evoluties
20 jaar geleden stonden stationsomgevingen vaak synoniem voor leegstand, verloedering en verkeerschaos, maar vandaag zijn ze vaak de focus geworden van een ambitieus stadsvernieuwingsbeleid. Uit het onderzoek van het Departement Omgeving blijkt helaas dat er geen eenvormigheid is wat ruimtelijke ontwikkelingen betreft tussen alle stationsomgevingen of bepaalde groepen van stations.Sommige stations kenden nauwelijks ruimtelijke ingrepen, andere werden op 20 jaar tijd dan weer volledig hernieuwd. Er blijken ook grote verschillen te zijn in de evolutie van het aantal treingebruikers enhet type bevolking dat in de buurt van het station woont Er bestaat dus geen globaal beeld van ‘de’ stationsontwikkeling in Vlaanderen. Elke stationsomgeving evolueert anders. Wat betreft de afstand tussen stations en enerzijds woningen en anderzijds kantoorgebouwen, bestaat er wel een algemene trend. Hierover leest u meer in dit ecoTips-artikel.
Vrees voor gentrificatie
Het samengaan van stationsontwikkeling met het verdrijven van de armere bevolking ten voordeel van welgestelde en jongere mensen (gentrificatie) wordt overigens zeker niet bevestigd in de studie. Het beeld is enorm gevarieerd en soms zelfs hieraan tegengesteld.Een sterke vernieuwing van de stationsomgeving kan ook samengaan met een afname van het modaal inkomen van de bevolking. Ook de vergelijking nieuwbouw-vastgoedprijzen met die in het stadscentrum, geven geen eenduidig beeld.
Opvallend is wel dat succesvolle vernieuwingen vaak het gevolg waren van een samenhangende langetermijnvisie. Dit toont aan dat een masterplan een belangrijke voorwaarde is voor een succesvolle transformatie.
Diepgaande analyse stationsomgevingen Aarschot, Leuven, Roeselare en Sint-Niklaas
Uit het onderzoek blijkt tot slot dat de trekkersrol voor een stationsproject zich situeert op lokaal niveau. Het belang van een sterke lokale politieke trekker – burgemeester – met goede relaties naar het Vlaamse en federale niveau, kwam duidelijk naar voor in de diepgaandere analyse van Aarschot, Leuven, Roeselare en Sint-Niklaas.
Hoewel ruimtelijke planners veelal een belangrijke rol weggelegd zien voor openbaar vervoer en argumenteren dat ‘railvervoer’ de drager moet zijn van ruimtelijke ontwikkelingen, wordt de relatie tussen stationsprojecten en mobiliteitsdoelstellingen – nl. verhoogd gebruik van openbaar vervoer –in de lokale projecten vooral impliciet gevoerd. Er bestaat geen heldere strategie waarbij de mobiliteitsgerelateerde investeringen – vernieuwing van het station zelf, pendelparkeren, de bereikbaarheid per fiets en per bus – in één geheel worden benaderd.
Vernieuwingsprojecten zijn bovendien niet altijd voorbereid op een sterke groei van het openbaar vervoer en al het voor- en natransport, het wachten en het overstappen dat daarbij komt kijken. Er zijn vaak onvoldoende fietsenstallingen (bv. Leuven en Sint-Niklaas). De ruimte voor overstappen, voor het wachten op de bus en voor de afwikkeling van de stromen is soms te krap bemeten. Tegelijk vallen deze stromen buiten de piekuren weg en kan de ruimte dan leeg en desolaat overkomen. Dat kan leiden tot een onveiligheidsgevoel in de daluren.
Suggesties naar de toekomst toe
Verdichting van wonen en werken rond stations was in 1997 een belangrijk uitgangspunt van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Ook in de toekomst wordt op Vlaams niveau verder ingezet op verdichting van stedelijke functies als wonen en werken rond de belangrijke knooppunten voor openbaar vervoer. Daarom drukt de studie erop om overheidsinstanties proactief beter te laten samenwerken.
Daarnaast moeten we inzetten op omgevingen met een goede functiemix waar niet enkel tijdens de kantooruren geleefd wordt. Het is daarom opletten geblazen met monotone kantoorprojecten of monotone woonprojecten die weinig contact hebben met het openbaar domein.
Tekst: Eigen redactie | Departement Omgeving
Foto’s: Departement Omgeving