Wanneer je een tweede versie van je boek schrijft, heb je het voordeel dat je kan evalueren hoe ver je er naast zat in je eerste versie. In 2008 schreef Mark Lynas zijn eerste editie van ZES graden. Hij keek toen vooruit naar wat er zou gebeuren wanneer onze aarde zes graden zou opwarmen. Hij deed dat gradueel: elk hoofdstuk besprak een graad meer. Alle hoofdstukken lagen toen nog in de toekomst.
In zijn update van 2020 is het eerste hoofdstuk al achterhaald. De aarde is ondertussen al 1 graad warmer geworden. Dat gebeurde in 2015. Groot nieuws was het toen niet echt.
Lynas moet vaststellen dat hij in zijn eerste boek te voorzichtig en te optimistisch geweest is. Fenomenen die volgens hem pas bij twee of drie graden opwarmen zouden optreden, zien we nu al gebeuren. Zo voorspelde hij dat de bijdrage aan de zeespiegelstijging, van het smelten van het ijs op Groenland, zo’n 0,3mm per jaar zou bedragen. In 2019 was dat al 1,5mm per jaar. Ook de heftige orkanen die nu voorkomen in Midden- en Noord-Amerika, komen 30 jaar vroeger dan Lynas in 2008 voorspelde.
Lynas concludeert in het hoofdstuk ‘1 graad’ dat mensen die nu op middelbare leeftijd of jonger zijn, nog zullen meemaken dat de Noordpool volledig ijsvrij is. Dat is in drie miljoen jaar niet meer voorgekomen. Die dag komt dus snel dichterbij en ligt ergens in de 2°C-opwarmingszone.
Modellen te conservatief
Een vrolijk boek kun je ‘ZES graden’ dus niet noemen. Vrijwel alle fenomenen zijn erger dan voorspeld. De modellen en prognoses zijn conservatiever dan de werkelijkheid. Waarom dat zo is, is blijkbaar nog voer voor debat. Misschien omdat we onszelf graag iets blijven wijsmaken en dat zelfs in onze modelleringen doortrekken? ‘Unintentional bias’ of onbedoelde vooringenomenheid, noemen ze zoiets.
Het probleem met dergelijke catastrofeboeken is, dat je schijnbaar immuun wordt voor al die doemscenario’s. Dat is eigenlijk het probleem van het hele klimaatdebat. Hoe meer verschrikkingen ons voorspeld worden, hoe sneller we de schouders ophalen. ‘Jaja, het zal wel. Wat kunnen we er aan doen.’ En dat is net niet de reactie die je als auteur wil bekomen natuurlijk. Dat is niet de fout van Lynas, het is iets met ons mensen dat fout zit. Je weet dat je in je ongeluk loopt en als reactie daarop, ga je nog sneller lopen. Want het pad ernaartoe, is toch zo leuk. Een hittegolf in september: aangenaam. Temperaturen zoals in Zuid-Europa tijdens de zomermaanden: dan kunnen we hier ook wijn verbouwen. Psychologen, sociologen en nog veel andere -logen hebben er waarschijnlijk wel een uitleg voor.
Het is dus aan Lynas en anderen die ons waarschuwen en tot actie willen aanzetten, om een manier te vinden om toch door te dringen. Lynas slaagt daar wel in, op sommige momenten; door dat voorbeeld van het gesmolten poolijs bijvoorbeeld, dat we zelf nog zullen meemaken.
Ook de voedseltekorten die dreigen, zetten tot nadenken aan. Lynas beschrijft hoe men er tot voor kort vanuit ging dat een opwarming met 2 of 3 graden net gunstig zou zijn voor de productie van allerhande gewassen. Maar opnieuw waren de modellen te conservatief. De huidige klimaatopwarming zorgt al voor een productieverlies van 1% voor de tien belangrijkste gewassen ter wereld: gerst, cassave, maïs, palmolie, koolzaad, rijst, sorghum, sojabonen, suikerriet en tarwe. Klimaatgerelateerde ondervoeding leidt nu al tot sterfte en uiteraard ook tot massale migratie. En de 2 graden moet nog komen … Bovendien blijken gewassen minder voedingsstoffen te bevatten bij hogere CO2-concentraties. Niet alleen minder opbrengsten maar ook minder voedzame opbrengsten dus en dat voor een sterk groeiende wereldbevolking. Een onmogelijke opdracht, durven sommigen al luidop zeggen.
Lynas brengt in zijn boek ook een waarschuwing aan mensen die in de buurt van een rivier of andere waterloop wonen: controleer zorgvuldig tot hoe hoog het water ooit in het verleden kwam. Meen je dat je in de gevarenzone woont, overweeg dan serieus om te verhuizen. Het beste moment om te verhuizen is voordat de hemelsluizen wijd opengaan en de ‘eens-in-de-100-jaar’-overstroming toeslaat, niet erna. Weer zo’n voorbeeld dat wel doordringt bij de lezer.
Klimaatontwrichting
In de volgende hoofdstukken gaat het van kwaad naar erger. De rampen worden omvattender, de droogtes langer, de overstromingen heviger. Het normale gevolg: miljoenen mensen zullen hun woongebieden verlaten omdat deze onleefbaar geworden zijn. Ik doe wat dat betreft graag een suggestie aan de politiek: zij die nu al zo sterk gekeerd zijn tegen migratie, zouden dus al hun centen en beleidsinspanningen aan de strijd tegen de klimaatopwarming moeten besteden. Geen betere garantie om mensen in hun eigen gebieden te houden, dan ervoor te zorgen dat deze regio’s leefbaar blijven. Gek genoeg staan diegenen die tegen migratie zijn, dikwijls erg sceptisch tegenover de klimaatproblematiek.
Vermits de auteur zich voor zijn boek baseert op de vele studies die er in de afgelopen jaren gepubliceerd zijn, zijn er ook nog veel onzekerheden. Niet alles is in studies en modellen te vatten en sommige studies spreken elkaar tegen. Ook dat is voor de sceptici een reden om niet al te veel geloof te hechten aan de conclusies over de klimaatopwarming. Lynas vindt daarom dat de term ‘klimaatontwrichting’ meer gebruikt moet worden want die verwoordt perfect wat er aan de hand is. We weten niet met zekerheid wat de gevolgen van de klimaatopwarming zullen zijn in specifieke delen van de wereld maar dat het klimaat ontwricht is, dat er rare dingen gebeuren die we nog nooit meemaakten, dat is zeker.
Met 4 graden globale temperatuurstijging hoeven we ons niet langer af te vragen hoe slecht de aarde eraan toe zal zijn. Ze zal immers voor het grootste deel onleefbaar geworden zijn. Lynas doet nog uit de doeken wat ‘onleefbaar’ dan wel betekent, maar de boodschap is duidelijk, zelfs zonder het hoofdstuk in detail te lezen. Met 4 graden is het gedaan met de aarde zoals we die kennen en is het dus zeker gedaan met de mens, of toch met een groot deel van de wereldbevolking. Volledig uitgeroeid zijn we dan nog niet. Voor vele dier- en plantensoorten is het dan al lang te laat: hun natuurlijke habitats zijn verwoest en ze zijn niet in staat om zich op tijd uit de voeten te maken en een nieuwe plek te zoeken.
Lynas kijkt in zijn boek veelvuldig naar het verre verleden en de klimaatopwarming die in verschillende tijdperken voorkwam. Daar kunnen we veel uit leren, hoewel de situatie toen en nu nooit helemaal gelijk is. ‘Het grote sterven’, een massa-extinctie aan het einde van het Perm, toen de wereld 6 graden opwarmde, leert ons bijvoorbeeld dat 90% van alle leven uitgeroeid werd. We kunnen misschien nog wat discussiëren over de percentages maar de hoofdboodschap is duidelijk.
De auteur besluit dus terecht: “We hebben zoveel bewijs en data die aantonen wat ons te wachten staat wanneer we niets ondernemen om de klimaatopwarming te stoppen. We moeten dus niet komen klagen dat we het niet wisten.” In het laatste hoofdstuk ‘Het eindspel’ doet Lynas een aantal suggesties van initiatieven die we meteen zouden moeten omarmen. Hij besluit dat dit politiek een zeer bittere pil wordt: iedereen komt met gestrande activa zonder waarde te zitten; het wordt de grootste afschrijvingsoperatie in de geschiedenis. En dan hebben we al aanvaard dat 1,5°C niet haalbaar meer is en dat we ons dus beter op 2°C richten.
Voor diegenen die in hocus pocus geloven: Lynas gelooft niet dat geo-engineering en bio-energiegebruik met koolstofvastlegging ons zullen helpen. Hij is ervan overtuigd dat de CO2 uitstoot beperken de beste remedie is tegen de klimaatopwarming. Geef hem eens ongelijk.