Circulair bouwen: dat is voor velen het einddoel in de verduurzaming van de bouwsector. Het vernieuwende principe om gebouwen te ontwerpen en realiseren,streeft het sluiten van materiaalkringlopen en het optimaal benutten van ruimte na. Het benadert ook de gebruiksfase en financiering anders.
De overgang van de lineaire naar een circulaire bouwsector vereist heel wat veranderingen in onze manier van (denken over) bouwen. Lisa Van Gulck, doctoraatsstudente aan de Universiteit Gent in de onderzoeksgroep Bouwfysica, komt in haar onderzoek rond de milieu- en financiële impact van circulaire gebouwoplossingen in contact met talloze aspecten van circulair bouwen. Volgens haar is circulair bouwen in tegenstelling tot wat velen beweren wél voor morgen. Ze is ook van mening dat de Open Strategic Autonomy, het nieuwe handelsbeleid waar de EU voor pleit, kan helpen de circulariteit te versterken en vice versa.
Het is momenteel courante praktijk om een gebouw zo snel mogelijk af te breken om plaats te maken voor de volgende realisatie. Het gebouw is afgeschreven en meteen ook alle materialen die het bevat. Het eindeleven van een gebouw zou echter niet het eindeleven van zijn materialen mogen betekenen.
Vroeger werd op een andere manier omgegaan met gebouwen aan het einde van hun levensduur. Bij afbraak betaalde de aannemer de bouwheer voor de materialen omdat de aannemer de materialen kon hergebruiken of doorverkopen. De materialen werden als iets kostbaars beschouwd en afbraak stond gelijk aan ontmanteling. Zo’n zeventig jaar geleden is die praktijk echter gekeerd. Bouwheren betalen nu de aannemers en afbraak staat gelijk aan een zo snel mogelijke sloop. Belangrijke factoren die deze praktijk stimuleren zijn de mechanisatie van werktuigen. Sloop wordt makkelijker dan demontage, de hoge arbeidsprijs en de hoge grondprijs waardoor een ongebruikt gebouw verloren geld is en de strenge prestatie-eisen die we aan materialen stellen.
Kritisch punt
De bouwsector is momenteel op een kritisch punt beland. Men beseft dat vele grondstoffen eindig zijn en dat het noodzakelijk wordt om materialen opnieuw als iets kostbaars te beschouwen.
Selectief slopen is tijds- en bijgevolg arbeidsintensief en kan niet concurreren met snelle, goedkope sloop. Het is vaak goedkoper om materialen in een gemengde container te deponeren dan selectief te slopen. Idealiter wordt een werf ingericht als een containerpark, maar er is vaak onvoldoende ruimte om voor elke materiaalgroep een aparte container te plaatsen of de vrijgekomen materiaalstromen zijn onvoldoende groot om een aparte container te rechtvaardigen.
Om de waarde van een gebouw aan zijn eindelevensduur te kunnen bepalen, moet men weten wat er in het gebouw aanwezig is. Hiervoor is een inventaris essentieel. Een volgende belangrijke stap is beslissen wat de meest geschikte eindelevensduurbehandeling is per materiaal. Is hergebruik mogelijk? Of toch beter recyclage? Bestaan er reeds gepaste recyclagetechnieken voor dit materiaal? Een inventaris opstellen en kennis verzamelen over de geschikte behandelingen zijn acties die tijd vergen. En laat tijd nu net een van de dingen zijn waarvan we er altijd te weinig hebben. Time is money, weet u wel?
Toch heeft zo’n inventaris een belangrijke functie en kan deze (tijds)investering op termijn lonen. Door op basis van de inventaris een schatting te maken van de vrijkomende materiaalstromen kan er beslist worden om bepaalde fracties al dan niet afzonderlijk in te zamelen, kan er gepland worden welke containers er moeten zijn en welke materialen welke bestemming krijgen. De inventaris kan een sleutelrol spelen in de haalbaarheid van de circulaire ambities. Een belangrijke stap bij nieuwe gebouwen is om bij het ontwerp reeds een voldoende gedetailleerde inventaris op te stellen. Dit bespaart veel kosten en moeite achteraf.
Circulair bouwen
Het wordt tijd om een cirkelbeweging te maken en terug te keren naar de visie van vroeger, maar met de kennis en technieken van nu. De tijdsduur van selectief slopen kan gedrukt worden door het gebruik van een inventaris en van gepaste technieken, de hogere arbeidsprijs kan gecompenseerd worden door de waarde van de gerecupereerde materialen en de stort- en verbrandingskost moeten duurder worden om recyclage en hergebruik te stimuleren.
Hoewel circulair bouwen naar voren wordt geschoven als dé strategie om de milieu-impact van de bouwsector te verminderen, blijft de praktische uitvoering ervan eerder beperkt tot pilootprojecten. Vooraleer circulair bouwen courante praktijk wordt, moeten er nog heel wat veranderingen doorgevoerd worden en daardoor lijkt het vaak iets voor een verre toekomst. Echter, alleen al door te kijken naar een aantal gebeurtenissen van het afgelopen jaar wordt duidelijk waarom we circulair bouwen niet langer voor ons uit kunnen blijven schuiven.
Door de coronapandemie hebben de productie en het transport van verschillende goederen tijdelijk stilgelegen. Hierdoor ontstaan grote tekorten aan materialen en gaan de materiaalprijzen door het dak.Dit zorgt op verschillende bouwwerven voor vertraging en voor hogere prijzen dan initieel overeengekomen. De blokkade van het Suezkanaal, een levensader voor de wereldwijde goederenhandel, door een containerschip in maart, fabrieken die nog niet op volle capaciteit draaien en een onverwacht sterk aantrekkende economie hebben die tendensen nog versterkt.
Wereldhandel met de nodige autonomie
De impact van deze gebeurtenissen op onze economie illustreert hoe fragiel deze is. Waar de Europese Unie voorheen voornamelijk pleitte voor open grenzen is door de pandemie het besef ontstaan dat een grote openheid ook kan leiden tot grote afhankelijkheid. Het nieuwe handelsbeleid van de EU pleit daarom voor een zogenaamde Open Strategic Autonomy. Dat betekent dat we multilateraal samenwerken waar we kunnen en autonoom handelen waar we moeten. Bedrijven worden aangemoedigd om te reflecteren over de gevolgen van wereldwijd uitgebouwde aanvoerlijnen, hun toeleveringsketen meer te spreiden en eventueel ook dichterbij leveranciers te zoeken. Dit betekent niet dat de wereldhandel of internationale partnerschappen in gevaar komen. Bij het streven naar een klimaatneutrale toekomst zal de EU grondstoffen essentieel voor die overgang – bijvoorbeeld voor de productie van batterijen – moeten invoeren terwijl ze voor andere materiaalstromen meer onafhankelijk zal zijn.
Even belangrijk: de Open Strategic Autonomy sluit aan bij een aantal basisprincipes van de circulaire economie waarvan het uitgangspunt ook een meer veerkrachtige, zelfvoorzienende economie is. In plaats van steeds nieuwe producten te produceren kunnen bedrijven producten terugnemen en opwaarderen om opnieuw in te zetten. Daardoor zijn er minder primaire materialen nodig en blijven bedrijven inkomsten genereren. Indien juist aangepakt, kunnen de principes van circulariteit de Open Strategic Autonomy versterken en vice versa.
Een circulaire bouwstrategie verder voor ons uit blijven schuiven, getuigt van kortzichtigheid. Het enige voorspelbare aan de toekomst is dat we ongetwijfeld nog vaker met onverwachte gebeurtenissen te maken zullen krijgen die een impact hebben op wereldwijde goederenstromen. Het is daarom tijd om te evolueren van een fragiele, lineaire economie met complexe, vervlochten toeleveringsketens naar een circulaire economie die veerkrachtig en meer zelfvoorzienend is, in lijn met de Open Strategic Autonomy waar de EU naar streeft. Door dat handelsbeleid vanuit het circulair oogpunt te bekijken, kunnen we evolueren naar een meer stabiele toekomst.