Stellantis zet een punt achter de ontwikkeling van waterstof-elektrische voertuigen (FCEV’s) voor lichte, middelzware en zware bedrijfswagens. De beslissing markeert een duidelijke koerswijziging in de strategie van de autofabrikant, die eerder dit jaar nog plannen had om FCEV-bestelwagens op de markt te brengen.
Waterstof als veelbelovende, maar problematische brandstof
Waterstof wordt vaak naar voren geschoven als alternatief voor batterij-elektrisch rijden. Het belangrijkste voordeel: een FCEV kan in enkele minuten worden ‘volgetankt’, wat het aantrekkelijk maakt voor wie gewend is aan benzine of diesel. Maar daar houden de voordelen grotendeels op.
Het vullen van een waterstoftank duurt in de praktijk langer dan het lijkt, zeker bij hoge druk of cryogene opslag. Bovendien is waterstof veel minder energiedicht per volume-eenheid, moeilijk op te slaan en inefficiënt om te produceren. De meeste waterstof wordt nog steeds gemaakt uit fossiele bronnen via energie-intensieve processen zoals stoomreforming.
Infrastructuur blijft achter
Een ander hardnekkig knelpunt is het ontbreken van een dekkend netwerk van tankstations. Wie met een waterstofauto wil rijden, moet vaak grote omwegen maken om überhaupt te kunnen tanken. Dat maakt FCEV’s onpraktisch voor dagelijks gebruik, zeker zonder grootschalige overheidssteun.
Stellantis kiest voor batterij-elektrisch en hybride
De beslissing van Stellantis is ingegeven door kosten, infrastructuurproblemen en een gebrek aan marktperspectief. Volgens het bedrijf is het waterstofsegment een niche zonder economische duurzaamheid op middellange termijn. In plaats daarvan wil het bedrijf zich richten op elektrische en hybride voertuigen die beter aansluiten bij de CO₂-doelstellingen in Europa.
Er gaan volgens Stellantis geen banen verloren. Onderzoekspersoneel wordt ingezet bij andere projecten binnen het concern.
lees ook
Groene waterstof blijft achter op verwachtingen
