De klimaattop in Bakoe heeft een akkoord bereikt over de regels voor globale koolstofhandel. Het akkoord sluit een decennium van discussies af, maar roept meteen kritiek op vanwege fundamentele tekortkomingen.
Met de nieuwe regels kunnen landen en bedrijven koolstofkredieten verhandelen als compensatie voor hun uitstoot. De credits worden toegekend voor projecten die CO2 uit de lucht halen of uitstoot vermijden, zoals herbebossing of het beschermen van bestaande bossen. Voorstanders beweren dat dit miljarden dollars kan vrijmaken voor milieuprojecten en helpt bij het bereiken van klimaatdoelen.
Tegenstanders wijzen echter op zwakheden in het systeem. Zo bestaat het risico op dubbeltelling: één emissiereductie kan meermaals worden toegewezen aan verschillende partijen. Daarnaast ontbreekt een garantie dat de koolstofopslag permanent is. Bomen en bodems, vaak ingezet voor koolstofcompensatie, bieden slechts tijdelijke opslag. Ze kunnen door droogte of bosbranden hun CO2 weer vrijgeven, zeker nu klimaatverandering zulke risico’s vergroot.
Gevolgen en aanbevelingen
Een belangrijk kritiekpunt is dat de huidige regels landen en bedrijven toestaan emissies te compenseren zonder deze daadwerkelijk te verminderen. Dit leidt tot de paradox dat fossiele emissies, die duizenden jaren in de atmosfeer blijven, worden gecompenseerd door tijdelijke opslagmethoden.
Het nieuwe handelsmechanisme, onderdeel van het Parijsakkoord, laat centrale handel toe zodra de Verenigde Naties een register opzetten. Dat wordt in 2025 verwacht. Experts pleiten ervoor dat koolstofverwijdering niet als vervanging, maar als aanvulling op emissiereductie wordt gebruikt. Landen zoals Australië zouden hun nationale systemen moeten herzien en stoppen met het gebruik van tijdelijke compensaties voor fossiele emissies.
Het akkoord is een stap richting mondiale samenwerking, maar de huidige gebreken vragen om verdere aanscherping van de regels. Alleen zo kan koolstofhandel bijdragen aan daadwerkelijke klimaatwinst.